1959: Rotterdamse APV verbiedt ‘uitlokken tot homosexuele handelingen’
Door Aad Koster
Toen in 1911 de nieuwe zedenwetgeving tot stand kwam, werd in Rotterdam in datzelfde jaar de eerste politiefunctionaris, Dina Sanson, aangesteld die zich ging bezighouden met Kinder- en Zedenzaken. Zij richtte zich vooral op zaken die met kinderen te maken hadden. Een jaar later kwamen er nog twee dames bij, die zich concentreerden op jonge meisjes in de prostitutie. Na de oorlog werd de dienst uitgebreid en omgedoopt tot Zeden- en Kinderpolitie. De afdeling had een serieuze omvang gekregen en was gevestigd aan het Haagseveer.
Discriminerende verordeningen
Onder het bewind van burgemeester G.E. van Walsum kwam in 1959 een nieuwe Algemene Politie Verordening (APV) voor de gemeente Rotterdam tot stand. Een uitvoerig boekwerk met tal van geboden en verboden voor van alles en nog wat. Afdeling III van de APV betroffen artikelen aangaande “openbare zedelijkheid en gezondheid”. Op het gebied van de zedelijkheid golden de artikelen 48 tot en met 63. Er werden regels gesteld ten aanzien van onder andere prostitutie, pornografie, travestie en homoseksualiteit.
Artikel 50 betrof het “uitlokken tot homosexuele handelingen”. De tekst luidde:
“Het is verboden in het openbaar of in een voor het publiek toegankelijke lokaliteit te trachten iemand van hetzelfde geslacht door woorden, gebaren, geluiden of op enige andere wijze tot het plegen van ontucht te bewegen.”
In wezen ging deze plaatselijke verordening verder dan 248bis uit het Wetboek van Strafrecht, waar gediscrimineerd werd op basis van leeftijd. Dit artikel gold echter voor alle homoseksuelen.
Politieagenten met horloge in de hand
De politie kon op basis van artikel 52 optreden bij openbare toiletten: “Het is verboden:
a. op of aan de weg buiten een openbare waterplaats of openbaar privaat datgene te verrichten, waartoe die inrichtingen bestemd zijn;
b. zich in een openbare waterplaats langer dan 5 minuten op te houden;
c. zich in de onder a bedoelde inrichting of in de onmiddellijke omgeving daarvan op een opvallende of aanstootgevende wijze op te houden.”
Politieagenten stonden in de buurt van openbare toiletten te posten met het horloge in de hand. Wanneer vijf minuten verstreken waren, drongen ze het toilet binnen en troffen soms meerdere mannen aan met hun broek op de enkels. Ze werden dan gearresteerd en meegenomen naar het bureau, waar ze geregistreerd werden. Regelmatig zaten daar gehuwde mannen tussen, die zich vreselijk betrapt en ongemakkelijk voelden. Bang om voor hun vrouw ontmaskerd te worden.
Aan de hand van artikel 56 “Vermomd of gemaskerd lopen” trad de politie op tegen travestieten. De tekst van lid 1 luidde: “Het is verboden zich op de weg te vertonen in de kleding van de kunne, waartoe men niet behoort.”
In het tweede lid werd eraan toegevoegd, dat het in het eerste lid gestelde verbod niet gold voor kinderen beneden de leeftijd van veertien jaren.
Openbaar protest in Odeon
Enkele organisaties zoals het COC, de Rotterdamse Studenten Werkgroep Homoseksualiteit, Apollo, de NVSH en het Scholieren Actie Centrum organiseerden op 27 februari 1970 in gebouw Odeon een openbare protestbijeenkomst tegen de politieverordeningen ten aanzien van seks in Rotterdam. De gemeente werd verweten, dat artikel 50 een duidelijke achterstelling van homoseksuelen ten opzichte van heteroseksuelen was. Verder werd betoogd, dat artikel 52 uitsluitend tegen homo’s werd gehanteerd.
Formulier met omstreden kenmerken
Bij aanhoudingen, ook in gevallen die niets met zedelijkheid te maken hadden, hanteerde de politie een registratieformulier. Op dit formulier kon de functionaris specifieke gedragskenmerken en uiterlijkheden aangeven. Daarnaast konden omstreden kenmerken als jood, zigeuner, chinees, blank, zwart, woonwagenbewoner maar ook homo, lesbisch, biseksueel, travestiet, gevaarlijk voor jongens, gevaarlijk voor meisjes of schandknaap ingevuld worden. De Rotterdamse hoofdinspecteur Bouwe Kalma bracht dit registratieformulier in 1977 in de publiciteit, omdat het stereotypering in de hand werkte. Het gebruik van de formulieren werd na de kritiek in zoverre aangepast, dat er alleen geregistreerd werd wat bij een misdrijf een rol had gespeeld en wat voor de opsporing van mensen nodig zou zijn. In andere gevallen was het ongepast om specifieke kenmerken op de formulieren aan te kruisen.
Geef een reactie