1982: De eerste berichten over AIDS in Nederland
Door Aad Koster
In mei 1982 verschenen in Rotterdamse kranten de eerste berichten over een nieuwe ziekte die vooral onder homoseksuelen voorkwam. Aanleiding was het eerste slachtoffer dat in Amsterdam gevallen was. In de Verenigde Staten werd al langer bericht over de geheimzinnige ‘homoziekte’ die nog geen naam had. Daar waren al tientallen slachtoffers gevallen.
‘Nieuwe homoziekte’
Professor dr. E. Stolz, specialist op het gebied van huidziekten van de Erasmus Universiteit Rotterdam, zei op een persconferentie in mei 1982 dat hij verwachtte dat deze nieuwe virusziekte zich in de kring van zeer actieve homoseksuelen de komende tijd verder zou uitbreiden. De op dat moment belangrijkste kenmerken van de ziekte waren een ernstige longontsteking en de vorming van paarse vlekken op de huid die uitgroeiden tot kwaadaardige gezwellen, het zogeheten sarcoom van Kaposi.
Bekend was dat de ziekte werd veroorzaakt door een virus, dat zich verspreidde via speeksel, sperma en urine. In het krantenbericht van mei 1982 stond dat het virus overigens niet erg kwaadaardig was, gezien het geringe aantal ziektegevallen in Nederland. Naar de plotselinge verschijning van de ziekte in ons land kon men slechts gissen. Men vermoedde dat de verzwakking van het eigen afweerapparaat hierbij waarschijnlijk een belangrijke rol speelde. Het artikel eindigde hoopgevend: “In de praktijk komt het er op neer, dat iemand die niet of nauwelijks drugs gebruikt en die met niet al te veel anderen seksueel verkeer heeft, geen risico’s loopt”. Korte tijd later wist men wel beter.
Acquired Immune Deficiency Syndrome: AIDS
De ziekte kreeg de naam ‘AIDS’. Duidelijk werd dat het virus werd overgedragen door bloed, sperma en speeksel. In eerste instantie dichtte men homoseksuelen en later ook druggebruikers de grootste risico’s toe. Veel homo’s bedreven onbeschermde seks waarbij sperma en bloed konden worden overgedragen en intraveneuze druggebruikers die elkaars naalden gebruikten konden met besmet bloed worden geïnfecteerd. Gedurende de eerste jaren waarin aids de kop opstak, gingen de dragers van het virus onherroepelijk dood. En ook nog eens in zeer korte tijd. Er was veel onwetendheid en vooroordelen belemmerden de sociale contacten. Mensen durfden homo’s geen hand, laat staan een zoen te geven of uit dezelfde beker te drinken. Homoseksuelen dreigden in een isolement te raken.
Uitgave Werkgroep voorlichting aids amsterdam
Op 14 april 1987 wijdde de Nederlandse televisie live een avondvullend informatief programma aan aids, dat enerzijds voorlichting gaf en anderzijds vooroordelen moest wegnemen. De homogemeenschap sloeg de handen ineen en in diverse steden werden buddyprojecten gestart. Veel aandacht werd besteed aan ‘Veilig Vrijen’. Tal van voorlichtingscampagnes gaven informatie over de wijze van overdracht van het virus en er werd nadrukkelijk gewezen op het gebruik van condooms. Alles was gericht op het voorkomen van besmetting met het virus.
Ron Wichmanhuis
De 26-jarige Rotterdammer Frans Stein hoorde in september 1987 dat hij aids had. Een jaar later overleed hij. Zo snel ging het. Hij liet een manuscript achter, waarin hij op heel persoonlijke wijze zijn ziekteproces beschreven had. Na zijn dood werd zijn relaas in boekvorm uitgegeven met de titel ‘Een half jaar AZT (6x daags 2 capsules)’. De wijze waarop hij zowel de praktische als de emotionele kant van het leven met aids beschreef, zorgde voor inzicht in het moeilijke leven van een aidspatiënt.
Frans pleitte in zijn boek voor een permanente opvangmogelijkheid voor mensen met aids. In de korte tijd dat hij nog leefde is die specialistische opvang niet gerealiseerd.
De Rotterdammer Ron Wichman kreeg in 1988 te horen, dat hij besmet was met het aidsvirus. Twee jaar later overleed hij op 29-jarige leeftijd. In de laatste fase van zijn leven maakte hij zich sterk voor een opvanghuis, een plek waar lotgenoten elkaar konden ontmoeten. Tevens zou het huis een centrale plek moeten worden waar geestelijke hulpverlening en buddyzorg geregeld konden worden en waar informatie over de ziekte voorhanden was. Het Ron Wichmanhuis aan de Westersingel ging eind 1994 open.
Nieuwere behandelmethoden maakten onderscheid in de ziekte. Wanneer iemand besmet was met het virus noemde men hem seropositief. Hij had nog geen aids ontwikkeld. Vanaf 1996 konden seropositieven behandeld worden met de combinatietherapie, waardoor men langer leefde en het leven dragelijker werd. De aandacht ging nu eveneens uit naar HIV positieve mensen. In het Ron Wichmanhuis startte het HIV-café.
Geef een reactie